Aanbevelingen vanuit onderzoek m.b.t. preventie

Vroegtijdig schoolverlaten is een proces van schoolonthechting. Frequente afwezigheden, ongeoorloofd schoolverzuim of spijbelen zijn een belangrijke indicator van schoolonthechting.


Tegenover schoolonthechting staat schoolbinding. De schoolbinding verwijst naar de kwaliteit van de relatie tussen een leerling en school conformerende peers, leerkrachten en de school als instituut. Denken in termen van binding, is denken in termen van relaties. Binding is geen eigenschap van individuen of scholen maar een eigenschap van de relatie tussen de leerling en de school.


Schoolbinding komt tot stand door een wisselwerking tussen 4 kenmerken:

  • Hechting: de graad van affectie die over de jaren heen groeit tussen een leerling en significante anderen in de school

  • Betrokkenheid: de hoeveelheid tijd die een leerling spendeert aan schoolgerelateerde activiteiten

  • Inzet: de hoeveelheid acties die een leerling investeert in Schoolgerelateerde activiteiten zoals huiswerk, studeren voor toetsen en examens

  • Het overtuigd zijn van de morele legitimatie van de sociale regels en het belang van een diploma secundair onderwijs


Naarmate die relatie verzwakt of slechter wordt, neemt de kans op normoverschrijdend gedrag (waaronder spijbelen) toe en nemen de sanctionering mogelijkheden van de school af.

Het belang van preventie en het verbindend schoolklimaat:

  1. Het risico op spijbelen vermindert als een leerling:

  • gehecht is aan de school door voldoende affectie voor betekenisvolle anderen in de school

  • zich inzet voor schoolgerelateerde activiteiten

  • participeert aan die activiteiten

  • gelooft in de schoolregels


  1. Preventieve maatregelen op schooluitval vinden hun oorsprong in een geïntegreerd beleid op leerlingenbegeleiding.

Het uitgangspunt is dat alle leerlingen recht hebben op goed onderwijs en op een veilige en zorgzame leeromgeving. Onderzoek toont aan dat

leerlingen die zich meer betrokken voelen bij de school betere onderwijsprestaties leveren en minder geneigd zijn om te spijbelen.

Een geïntegreerd beleid omvat 4 begeleidingsdomeinen:

  • de onderwijsloopbaan

  • leren en studeren

  • psychisch en sociaal functioneren

  • preventieve gezondheidszorg


  1. De school voorziet een brede basiszorg en verhoogde zorg voor leerlingen die het nodig hebben.

De brede basiszorg is de fase in het zorgcontinuüm waarbij de school vanuit een visie op leerlingenbegeleiding de ontwikkeling van alle

leerlingen binnen de 4 begeleidingsdomeinen stimuleert door:

  • een krachtige leeromgeving aan te bieden

  • de leerlingen systematisch op te volgen

  • actief te werken aan het verminderen van risicofactoren

  • beschermende factoren te versterken


  1. Het is belangrijk dat het beleid door het hele schoolteam gedragen wordt, maar ook door de ouders en de leerlingen. Via participatie kan gedragenheid bereikt worden. Bij de ontwikkeling van het beleid op leerlingenbegeleiding houdt de school rekening met de noden van zijn leerlingenpopulatie en de schoolse context. Eigen data-analyse is hierbij een belangrijk instrument. De school neemt alle info over leerlingenbegeleiding op in het schoolreglement. Doordat het schoolteam, de leerlingen en de ouder(s) betrokken en ingelicht worden kan iedereen een engagement opnemen.

In haar beleid neemt de school ook op hoe het schoolteam verder geprofessionaliseerd wordt in leerlingenbegeleiding.


  1. Het inschrijvingsbeleid:

Het inschrijvingsmoment is het eerste moment om aan een informele en een formele band te bouwen met de ouders en de leerling. De

inschrijving is de start van een jarenlange samenwerking. Het moet dan ook voor beide partijen heel duidelijk zijn wat die verbintenis inhoudt.

Wat verwacht de school van ouders en leerlingen? Wat verwachten de ouders en de leerling? Zijn er eventueel ondersteunende maatregelen

die voortgezet of opgestart moeten worden?

Maak als school van het inschrijvingsmoment een instrument ter verhoging van gelijke onderwijskansen, transparantie binnen onderlinge

verwachtingen en ter preventie van moeilijkheden.


Tijdens het inschrijvingsgesprek wordt informatie over specifieke onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling verzameld, dit vanuit een

brede kijk op ontwikkeling.

De wensen en verwachtingen van de ouders worden bevraagd. De overdracht van de leerlingengegevens gebeurt in samenspraak met hen en

meest wenselijk met de leerling. De ouders en leerlingen worden geïnformeerd wat er met deze vertrouwelijke informatie gebeurt.

Een goede communicatie tussen leerling, ouders en school heeft een positieve invloed op het welbevinden en de onderwijsloopbaan van de

leerling.


Elementen die aan bod kunnen komen in kader van het inschrijvingsbeleid:

  • Is er een match tussen de onderwijsnoden van de leerling en het gevoerde zorgbeleid van de school?

      • Het bespreken van wenselijkheid en haalbaarheid,

      • Transparantie of het niet willen creëren van valse verwachtingen

  • Het afsluiten van een engagement tussen school, ouders en leerling:

      • Het samen met de ouders verkennen van het schoolreglement met de engagementen erin.

      • Duiding van de verwachtingen aan ouders en leerlingen moeten uitgesproken worden, op vlak van:

          • het belang van de aanwezigheid van de leerling op school, de regelgeving en attestering.

          • opvolging van de studievoortgang,

          • aanwezigheid op oudercontacten,

          • betrokkenheid van de ouders

      • Daarbij is het ook belangrijk dat de grenzen en sancties van bij de start duidelijk zijn

  • Is er een match tussen keuze/interesse/vaardigheden/capaciteiten van de leerling en het aanbod van de school?

      • De BaSo-fiche kan hierbij een sterk instrument zijn bij de inschrijving in het eerste jaar van het secundair onderwijs.

      • Een duiding van het pedagogisch project kan hier ook ondersteunend zijn.


Dit vergt voor elke inschrijving de benodigde tijd. Wanneer onderlinge verwachtingen verschillend zijn kan dit leiden tot spanning, discussie,

sanctie, enz.


De inschrijving van sommige leerlingen vraagt meer aandacht. We denken dan aan:

  • leerlingen van het eerste leerjaar die onvoldoende aanwezig waren in het kleuteronderwijs,

  • leerlingen met een gemotiveerd verslag, met specifieke onderwijsbehoeften,

  • leerlingen met een verslag dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs of tot een individueel aangepast curriculum,

Voor deze leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en/of die worden ingeschreven onder ontbindende voorwaarden, organiseert de

school een overleg met de ouders, de klassenraad en het CLB over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het

gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum.

  • leerlingen die van school veranderen, Alertheid is aangewezen bij een schoolverandering op hetzelfde onderwijsniveau. Het capteren van informatie en signalen die de reden van schoolverandering aangeven, zijn belangrijk zodat de school rekening kan houden met het feit dat problemen kunnen ontstaan in interactie en in een context.

De school is er zich van bewust dat zij maatschappelijk medeverantwoordelijk is voor de ontwikkeling van leerlingen en dat de leerling een

nieuwe kans in een nieuwe context verdient. Een inschrijving in een nieuwe school kan een eerste stap zijn die de leerling de mogelijkheid

biedt om geleidelijk negatieve interactiepatronen te doorbreken.

  • Anderstalige nieuwkomers,

Na onthaalonderwijs kan een gewezen anderstalige nieuwkomer zich inschrijven in het secundair onderwijs. De leerling krijgt

ondersteuning van een vervolgcoach. Het is aangewezen om na de inschrijving contact op te nemen met de vervolgschoolcoach zodat het

doorstroomdossier aan de nieuwe school kan overgemaakt worden. Een meer uitgebreid gesprek in aanwezigheid van de ouders of voogd

kan op een later tijdstip. Een tolk kan ter ondersteuning van het gesprek en het goede verloop van de communicatie, ingeschakeld worden.

  • Zwangere leerling en tienerouders.

Een passende benadering van zwangere studenten en studerende ouders is van belang om hun motivatie en betrokkenheid op school

hoog te houden. Het serieus nemen van de student in zijn of haar rol als (toekomstig) ouder is daarin een belangrijk uitgangspunt.

Zorg voor veiligheid in de gesprekken met de student en hoor aan welke vraag voor ondersteuning er is. Maak duidelijke afspraken rond

afwezigheden voor en na de bevalling. Tijdens een bijkomend overleg kan een plan van aanpak opgemaakt worden in overleg met de

leerling, ouder(s), partner.

  • Leerlingen met een chronische aandoening. Het is belangrijk te vernemen welke impact deze kan hebben op de aanwezigheid van de leerling. Is er sprake van een systematische afwezigheid in kader van dagkliniek? (vb. dialyse) Betreft de afwezigheid voor een langere periode? Op welke manier kan de leerstof bijgebracht worden?


Idealiter worden de inschrijvingen opgenomen door medewerkers van de school die hierin vaardig zijn.


  1. In een verbindend schoolklimaat gaan leerlingen graag naar school. Dit is een belangrijk preventief aspect op spijbelen en schooluitval.

Een verbindend schoolklimaat komt tot stand door het implementeren van maatregelen die de band tussen de leerling en de school versterken:

  • het geïntegreerd beleid op leerlingenbegeleiding.

  • een goede balans tussen responsiviteit en academische veeleisendheid

  • de participatie, betrokkenheid en inspraak van leerlingen, ouders en schoolpersoneel


Een verbindend schoolklimaat wordt bepaald door het niveau van responsiviteit en academische veeleisendheid.

  • Responsiviteit verwijst naar de graad van warmte, ondersteuning en vertrouwensvolle relaties tussen het schoolpersoneel en de leerlingen.

  • Academische veeleisendheid verwijst naar het streven naar hoge academische standaarden en het aanbieden van een duidelijke structuur en discipline.


Bij de preventie van spijbelen blijkt de responsiviteit belangrijker te zijn dan de academische en disciplinaire veeleisendheid. Als er een positieve

emotionele verbondenheid is tussen de leerling en de school, dan is de kans op spijbelgedrag kleiner. De responsiviteit is een voorwaarde om

een veeleisende aanpak op school te laten slagen.


De mate van participatie is een noodzakelijke voorwaarde om een verbindend schoolklimaat op te bouwen en verder te zetten.

De participatie, betrokkenheid en inspraak op school kunnen vergroot worden door:

  • het inbouwen van structurele organen zoals een leerlingenraad die haar aanbevelingen naar de school kan uitspreken

  • het ondersteunen van de initiatieven van een ouderraad, oudervereniging of oudercomité om ouders dichter bij het schoolgebeuren te betrekken.

  • informele structuren die kunnen leiden tot meer participatie op school zoals;

      • het opstellen van de leefregels met de klasgroep bij het begin van het schooljaar.

      • investeren in een laagdrempelig contact tussen de ouders met het secretariaat, de directie en de leerkrachten.


De problematische afwezigheden als katalysator van het onthechtingsproces.

Een aanklampend geïntegreerd beleid rond afwezigheden op basis van data.


Er zijn verschillende oorzaken van schoolafwezigheden en vaak is er ook sprake van een combinatie van oorzaken:

  • Leerlinggebonden oorzaken: faalangst, zwakke motivatie, psychosociale problemen, invloed van Peers of leefomgeving van de jongere, langdurige ziekte, chronische ziekte, …

  • Samenlevings- en beleid gebonden oorzaken: onzekere toekomstperspectieven, afwijkend gedrag als geldende norm binnen bepaalde jongerenculturen…

  • Oudergebonden oorzaken: onmacht van ouders in de opvoeding, weinig stimulans van de ouders, kansarmoede, ziekte van een ouder (leerling als mantelzorger), onwil ouders…

  • Schoolgebonden oorzaken: onvoldoende aandacht voor geïntegreerde leerlingenbegeleiding, tekort aan vorming en ondersteuning van leerkrachten, geen degelijke studiekeuzebegeleiding…


Een goede inschatting van de oorzaak van de afwezigheden bij het begin van de keten is belangrijk. Deze bepaalt het verdere traject dat zal worden doorlopen. Vertrekkende vanuit het bindingsperspectief is het cruciaal dat de eerste gesprekken met de leerling over afwezigheden door een vertrouwenspersoon van de school worden gevoerd en niet door een externe partner zoals het CLB.


Differentiatie tussen types schoolafwezigheid helpt processen, dynamieken, kwetsbaarheden en sterktes in kaart te brengen en is indicatief voor de aanpak en de behandeling.

Onder types schoolafwezigheden verstaan we:

  • afwezigheid wegens langdurige of chronische ziekte

  • afwezigheid wegens psychische kwetsbaarheid

  • schoolonthouding,

  • schoolweigering,

  • spijbelen,


Naast het verwerven van kennis en begrip over de oorzaken en types schoolafwezigheid is het nog sterker aan te moedigen dat scholen op basis van hun eigen data (via ‘Mijn Onderwijs’) met afwezigheden aan de slag gaan. Met deze data-analyse kan de school de belangrijkste risicofactoren bij hen op school detecteren en daar gericht op inzetten. Data-analyse is een belangrijk instrument in de aanpak van schoolverzuim.


Een aanklampend beleid hangt samen met registratiebeleid.

Het is vaak bijzonder moeilijk om jongeren die intensief spijbelen of dreigen de school vroegtijdig te verlaten, in een normale onderwijspraktijk te re-integreren. Daarom is het ten sterkste aanbevolen om vroegtijdig in te grijpen en een aanklampend, geïntegreerd beleid te ontwikkelen.

Een goed registratiebeleid en data-analyse zijn hierbij belangrijke instrumenten.

Het aanstellen van iemand die op regelmatige basis de afwezigheden van de leerlingen analyseert en aan de betrokken leerlingenbegeleiders communiceert is hierbij cruciaal.


De ontwikkeling van spijbelen en bijgevolg vroegtijdig schoolverlaten kan het best geïnterpreteerd worden als een gradueel proces van onthechting. Wat begint als occasioneel spijbelen evolueert tot frequent spijbelen en uiteindelijk tot ongekwalificeerde uitstroom of vroegtijdig schoolverlaten. Het is belangrijk om in te grijpen op het moment dat de binding nog voldoende aanwezig is en de afwezigheden beperkt zijn. Zo creëer je de mogelijkheid om het gradueel proces te vertragen en misschien te onderbreken.


Onderzoek verwijst naar correlaties tussen afwezigheden:

  • Ongewettigde afwezigheden kunnen niet los gezien worden van de andere afwezigheden.

  • Jongeren die vaker een B-code krijgen, zijn ook vaker afwezig omwille van te laat komen, ziekte...

  • Sterkte van correlatie tussen de B-codes en de andere codes neemt af naarmate de jongere meer B-codes heeft; dit als gevolg van aantasting van de binding met de school. Eerder probeert men nog de afwezigheden te verbergen.


Types spijbelen die onder gerapporteerd worden en in kader van het onthechtingsproces meer aandacht verdienen, zijn afwezigheden die kaderen binnen het occasioneel spijbelen, nl.

  • verdoken spijbelen (geregistreerd als gewettigd vb. luxeverzuim, oudergemotiveerd schoolverzuim)

  • berekend spijbelen (rooster spijbelen)

Gezien occasioneel spijbelen samenhangt met andere afwezigheden en deze leerlingen dus frequenter afwezig zijn dan men op basis van de B-codes vermoedt, is het voor de school niet evident om kort op de bal te spelen.

In kader van hulpverlening is het aangewezen naar het volledig pakket aan afwezigheden te kijken om de problematiek adequaat in kaart te brengen.


Gedragenheid van het geïntegreerd beleid op afwezigheden door alle betrokken actoren op school.

Maatregelen die vertrekken vanuit het bindingsprincipe zullen maximaal slagen als ze door de volledige school en samen met de schoolinterne en externe partners gedragen worden. De implementatie van samenwerkingsverbanden op lokaal niveau is hierbij belangrijk.