De 5 fases van een traject

Om een leerling als potentieel vroegtijdige schoolverlater te identificeren is het belangrijk om de risicofactoren en voorbodes van vroegtijdig schoolverlaten te kennen:

Leerlingen met een schoolse achterstand waardoor het behalen van een kwalificatie binnen het voltijds secundair onderwijs in het gedrang komt. Deze schoolachterstand kan het gevolg zijn van een verlate instroom in het secundair onderwijs of zittenblijven. Zittenblijven kan het resultaat zijn van een verkeerde studiekeuze, beperkte motivatie, taalachterstand,...Zittenblijven resulteert vaak in de vermindering van de binding met de school o.a.. door de vervreemding van de klasgenoten. Hoe groter de leerachterstand hoe groter het risico dat de jongere ongekwalificeerd uitstroomt. 

Leerlingen met beperkte slaagkansen. Leerlingen in de derde graad met beperkt perspectief op een a-attest lopen een verhoogd risico de school vroegtijdig te verlaten. Ze kunnen soms niet de motivatie opbrengen om hun onderwijsloopbaan te verlengen om een kwalificatie te behalen. De aantrekkingskracht van de arbeidsmarkt kan een mechanisme zijn die de jongere finaal de keuze laat maken om vervroegd uit te stromen.

Leerlingen met een verstoorde binding met het schoolse door (frequente) school wissels. Bij jongeren die van school veranderen ten gevolge van attestering, wijziging in studiekeuze of tucht kan het niveau van betrokkenheid bij de nieuwe klasgroep of de nieuwe school verlagen. Soms spelen ook vooroordelen mee waardoor de jongere de negatieve spiraal moeilijk kan doorbreken.

Spijbelgedrag kan vroegtijdig schoolverlaten voorspellen. Spijbelen is vaak een eerste signaal dat de leerling met een situatie worstelt.

Problematische afwezigheden of afwezigheden die de schoolloopbaan van de leerling in het gedrang brengt, ongeacht de gehanteerde wettigingen.

Leerlingen die eind leerplicht naderen en in een tuchtprocedure verwikkeld zijn. 

2. Het perspectiefgesprek door de school of de CLB medewerker.

De secundaire school wordt in de ESF-oproep aangeduid als eerste aangewezen partner om een perspectiefgesprek te voeren met de leerlingen die geïdentificeerd werden als potentiële vroegtijdige schoolverlaters.

Het perspectiefgesprek kan - in samenspraak met de school - ook opgenomen worden door de CLB- medewerker van de school.

De school en het CLB kunnen gebruik maken van een provinciaal ontwikkelde ‘leidraad voor gesprek’ om het perspectiefgesprek te voeren. Deze leidraad maakt onderdeel uit van de uitstroombegeleiding ‘De school verlaten zonder kwalificatie? Laat je niet vangen!’.

Inhoud van een perspectiefgesprek:

3. Horizon verruimen: Wat na vervroegd schoolverlaten?

Cfr. Uitstroombegeleiding ‘De school verlaten zonder kwalificatie? Laat je niet vangen!’

Vertrekkende vanuit de stelling:

Het materiaal ‘De school verlaten zonder kwalificatie? Laat je niet vangen!

Rol van het CLB:

Het CLB ondersteunt de school bij de opdracht de potentieel vroegtijdige schoolverlater te identificeren.

De jongere die door de school als dusdanig geïdentificeerd wordt , wordt besproken met het CLB tijdens het gestructureerd overleg.

Tijdens het gestructureerd overleg wordt afgewogen wie het perspectiefgesprek voor zijn rekening neemt, afhankelijk van de problematiek van de jongere.

Het CLB bespreekt met de school, de jongere en de context de indicatie van het meest geschikte traject voor de jongere.

Het CLB neemt de draaischijffunctie op (die legt het contact met de transitiecoach).

3. De trajectbepaling door de transitiecoach.

De trajectbepaling is de verantwoordelijkheid van de  transitiecoach. 

De trajectbepaling gebeurt o.a. aan de hand van het concept van de uitstroombegeleiding. 

De jongere en zijn/haar context zijn regisseur van het traject. 

4. De trajectbegeleiding door de transitiecoach.

De trajectbegeleiding is de verantwoordelijkheid van de trajectcoach. De transitiecoach fungeert als schakel tussen de onderwijsprofessionals, werkprofessionals en de leerling. 

We zetten sterk in op de samenwerking met bestaande initiatieven. We investeren in het verlagen van drempels met en voor de jongere.

Er wordt samengewerkt met

De transitiecoach vormt de rode draad in het traject van de jongere, dus ook wanneer een partner met de jongere aan de slag gaat blijft de transitie coach de leerling van nabij opvolgen tot het vooropgestelde perspectief is gerealiseerd. 

Een traject wordt afgerond wanneer de jongere instroomt in een kwalificerend traject of na warme overdracht naar de arbeidsmarkt.

5. De nazorg door de transitiecoach.

Er worden follow-up contacten voorzien. Inhoud en vorm van de nazorg worden besproken met de jongere in begeleiding. Waar dit meer expliciet nodig is kan dit vanuit een meer aanklampende benadering van de jongere door de transitiecoach.